-
1 large majority
grote meerderheid -
2 landslide
n. aardverschuiving; lawine; verpletterende overwinning; grote meerderheid (in verkiezingen enz.)--------v. Als een aardverschuiving; een verpletterende overwinninglandslide1♦voorbeelden:————————landslide2♦voorbeelden: -
3 the resolution was voted by a large majority
English-Dutch dictionary > the resolution was voted by a large majority
-
4 vote
n. stem; stemming; motie--------v. stemmen, kiezenvote1[ voot] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 stemming♦voorbeelden:give one's vote to/for • zijn stem geven aan, stemmen voorvote of confidence/no-confidence • motie van vertrouwen/wantrouwenunanimous vote • eenstemmigheidput something to the vote • iets in stemming brengentake a vote on • (laten) stemmen over3 Labour vote • Labourkiezers/stemmerscapture the women's vote • de stemmen van de vrouwelijke kiezers winnenthe floating vote • de zwevende/onbesliste kiezers————————vote2♦voorbeelden:1 the Senate voted against/for the bill • de Senaat stemde tegen/voor het wetsontwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the resolution was voted by a large majority • de resolutie werd aanvaard met een grote meerderheid -
5 the great majority
de grote meerderheid -
6 compact
compact [kõpaakt]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 compact ⇒ dicht, dicht opeengepakt♦voorbeelden:poudre compacte • poeder in vaste vormadj1) compact, dicht opeengepakt3) gedrongen [gestalte] -
7 majorité compacte
majorité compacte -
8 body
n. fysieke verschijning van persoon of dier, lichaam; lijf; blok; grote hoeveelheid, massa; groep (van mensen, dingen, ideeen, etc.); substantie; menselijk wezen[ boddie] 〈meervoud: bodies〉1 lichaam ⇒ romp, lijk4 〈 benaming voor〉 voornaamste deel ⇒ grootste/centrale deel, kern, meerderheid; schip 〈 van kerk〉; casco, carrosserie 〈 van auto〉; romp 〈 van vliegtuig〉; klankkast 〈 van instrument〉6 voorwerp ⇒ object, lichaam♦voorbeelden:keep body and soul together • in leven blijvena dead body • een lijkthey left in a body • ze vertrokken als één manheavenly bodies • hemellichamen7 a wine with a good body • een volle/rijke wijn -
9 major
adj. groot; grootste, hoofd-; majoor; majeur--------n. meerderjarige; majoor (mil.); hoofdvak (v. studie); hoofdvakstudent (AE)--------v. als hoofdvak studerenmajor1[ meedzjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 〈 meervoud〉 de American League en de National League ⇒ 〈 ongeveer〉 hoogste klassen 〈 van beroepshonkballers〉————————major21 groot/groter ⇒ voornaamste♦voorbeelden:1 the ten major authors • de tien grootste/belangrijkste schrijversthe major part of • de meerderheid vanmajor road • hoofdweg, voorrangsweg2 major operation • zware/ernstige operatiemajor third • grote terts♦voorbeelden: -
10 Überzahl
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский